-
1 dread
n. angst, vrees--------v. angstig zijn, vrezendread1[ dred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (doods)angst ⇒ vrees, schrik♦voorbeelden:————————dread2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 gevreesd ⇒ angstaanjagend, ontzagwekkend♦voorbeelden:————————dread3〈 werkwoord〉1 vrezen ⇒ erg opzien tegen, doodsbang zijn (voor)♦voorbeelden:1 I dread to think (of) what will happen to him • ik moet er niet aan denken wat hem allemaal zal overkomen -
2 the dread hand of God
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский